
Ik zwom voor de ontelbaarste keer langs dezelfde rots, hetzelfde bos en hetzelfde kasteeltje.
Plots zag ik daar iets nieuws. Paars, met gouden letters erop: ‘Paspoort, je maintiendrai.”
Ik was in de war. Was ik nu helemaal naar frankrijk gezwommen, of was ik nu nog steeds rondjes in mijn eigen bebouwde kom in Nederland aan het zwemmen?
Ik klopte op de deur van het paspoort.
“Blub, wie is daar?”
“Ja, klopt, hoe weet je dat?”
“Je lijkt sprekend op de foto die hier aan de muur hangt. ‘Blub’, staat eronder.”
Verbaasd vroeg ik of ik binnen mocht komen kijken, maar het paspoort zei dat hij niet zeker kon weten of ik het wel echt was. Bewijs wilde het paspoort, anders kwam ik er niet in, of uit, zo je wilt.
Ik drukte tegen het kijkglas en liet een vette vinnenafdruk achter. Het paspoort begon druk in zichzelf te bladeren. Na een tijdje verscheen hij weer achter het kijkglas en mompelde dat waarschijnlijk alle goudvissen dezelfde afdruk achter lieten.
“Iets unieks is wat ik zoek.”, zei het paspoort streng. “Ik wil weten wat voor vlees ik in en uit de kom laat.”
Ik vertelde waar ik vandaan kwam, dat ik was opgegroeid rond een kasteel, nog nooit een vlieg kwaad had gedaan en me altijd alleen met mijn eigen rondjes had bemoeid, maar dat ik nu toch wel eens ergens anders rond zou willen zwemmen.
Argwanend keek het paspoort me aan. “….en waarom wil je dat dan?”
Ik kon hier geen duidelijke reden voor geven, dus zei ik dat ik een kasteel wilde bezoeken. “Gewoon als tourist.”
Het paspoort was in de war. Kon niet begrijpen wat daar nou de lol van was. “Je hebt toch zeker zelf een kasteel? Wat is daar mis mee? Straks ga je hier nooit meer weg, dan krijg ik vast en zeker last met de locale goudvis.”
De minuten erna, of uren, dat is voor een goudvis nou eenmaal hetzelfde, brak ik mijn vissenkop erover hoe ik het rechtlijnig denkende paspoort aan z’n verstand kon brengen dat ik geen kwaad in de zin had en niet op de vlucht was voor een instortend kasteel of de sterke vin der wet.
Opeens viel mijn oog op de twee goudvissen die het schild vasthielden op het paspoort.
“Als ik precies door een van de vissen pas, mag ik toch door je poort heen zwemmen? Je bent toch zeker niet voor niets een pas-poort? Of wel soms?”
Het paspoort kon tussen deze logica geen speld meer krijgen. Snel zwom ik door de linker vis heen en tot op de dag van vandaag doen alle goudvissen mij nog na. De paspoort vertwijfelend achterlatend.