
Waar was dat ding nou? Argeloos keek ik de kamer rond. Links zaten mensen te praten, rechts ook. Daarnaast zag ik iemand geeuwen, daar weer naast vast ook, maar dan stiekem verborgen achter gesloten mond, zo stelde ik me voor. In werkelijkheid keek ik naar het tafeltje erachter, maar ook daar lag hij niet. Op de terugweg glimlachte ik verplicht tegen de stiekeme gaper. Een verre achterneef van de koude kant, dacht ik zo op het eerste gezicht.
De lage zoemtoon, voortgebracht door het gemoedelijke gekeuvel in de kamer, werd kortstondig overstemd door serviesgeluiden vanuit de keuken. De volgende ronde kon nu ieder moment binnen gebracht worden. ‘Waar ligt dat kreng toch?’, dacht ik nu bijna hardop.
Ik haatte dit soort dagen en was juist blij geweest met een beetje sensatie in de saaite. Ze had gezegd dat ze hem op zolder weer gevonden had en daarna puur uit nieuwsgierigheid in de huiskamer aan de spanning had gelegd. Jarenlang moest hij daarboven, samen met al haar handboeken en aantekeningen uit die tijd, rustig tussen de mottenballen hebben liggen wachten op dit moment. Oma had er na de revolutie blijkbaar nooit meer naar omgekeken.
De meeste uit die tijd hadden het niet overleefd en waren opgebruikt of vernietigd. Degene die ongebruikt rond waren blijven slingeren, deden het inmiddels allang niet meer. Ze werden schijnbaar ook niet voor het leven gemaakt, zo had oma verteld. Hooguit drie jaar konden ze ongeveer gebruikt worden, voordat ze op brute wijze ingeruild zouden worden voor hun nóg snellere, nóg plattere opvolgers. Zo ging dat met alles in die tijd. Het was daarom een wonder te noemen dat dit apparaat z’n levensverwachting met een factor vijfentwintig had overtroffen. Tegenwoordig niks bijzonders meer, maar voor spullen uit die tijd uiterst zeldzaam. Oma zei dat ze hem zelfs weer in gebruik had genomen. Ik dacht ineens weer aan de verjaardag en keek opgeschrokken de rij mensen links van me langs.
Hoe lang was ik in gedachten verzonken geweest? Een oude vrouw zat me vol verbazing aan te kijken. Wie waren al die mensen in hemelsnaam? Sinds oma vijf jaar geleden haar honderdste verjaardag had gevierd, was het een soort traditie geworden om hier te komen. Ineens ging ik naar verjaardagen. ‘Elk jaar kon de laatste zijn’, zo zei mijn moeder. Echter één partijtje per jaar bleek net te weinig om lange termijn-gezichtsherinneringen aan te leggen, en al helemaal als daar alleen oersaaie verhalen aan te koppelen waren. Zo zat ik dus ieder jaar weer in een kamer vol wildvreemde mensen te luisteren naar niks.
“Zonder je oma hadden we nu waarschijnlijk allemaal thuis gezeten.”, zei de vrouw ineens alsof ze mijn gedachtes mee had zitten lezen. ”We zouden allemaal een korte felicitatie op haar prikbord hebben gezet en de rest van de dag in ons eigen wereldje hebben doorgebracht.”
Heerlijk leek me dat. “Dat moet vreselijk geweest zijn, mevrouw”, zei ik en wendde m’n blik af in de hoop dat ze zou ophouden. Met een quasi geïnteresseerde blik scande ik vluchtig één voor één alle stopcontacten in de woonkamer af.
“In mijn tijd hadden we elkaar helemaal niets meer te vertellen. We wisten alles al van elkaar…..”, ging ze toch weer verder, “en zij wisten alles van ons!” Bij dit laatste keek ze alsof de muren oren hadden en fluisterde ze achter haar ene hand, terwijl ze met de andere naar een brief van de gemeente wees die op het dressoir lag. Ik zag ineens het beeld voor me van een opgevouwen gemeenteraad, die daar muisstil vanuit de envelop mee lag te luisteren en schoot half hardop in de lach.
“Ja, lach er maar om! Jullie hebben het maar gemakkelijk. Jullie leven in een heerlijk rustige tijd. Jullie kunnen gaan en staan waar je wilt, zonder dat je op elke straathoek de behoefte, of zelfs de drang hebt, om elk pietluttig dingetje wat je ziet of denkt de wereld in te twitteren. In het begin was dat leuk, dat zal ik niet ontkennen, maar als je nergens meer van kan genieten zonder dat je het op facebook zet wordt het echt een probleem. Natuurlijk zaten er leuke kanten aan dat apparaat, maar dat was nou juist het gênante van alles. Wij hadden die dingen zelf aangeschaft, omdat we het leuk vonden! Als je daar nu zo op terug kijkt lijkt dat onvoorstelbaar, maar we wisten toen niet beter. We wisten toen nog niet op welke schaal ze mee keken en wat voor vreselijke gevolgen dat zou hebben. Totdat jouw Oma de terugkijk-app ontwikkelde, toen werden onze ogen geopend.”
Inmiddels fluisterde ze allang niet meer en zat de halve kamer onze kant op te kijken. Ik vroeg me af wie ze was, maar dat kon ik nu toch moeilijk nog vragen? Straks was het nog naaste familie.
“Ze zei anders dat ze er eentje op zolder gevonden had die nog werkte, en dat ik die mocht hebben.”
“Dat is onmogelijk.”, zei de vrouw nu zichtbaar geschokt. “Volgens mij is mijn oudste zus een beetje aan het dementeren.”
Op dat moment kwam oma binnen met de koffie. “Wie is er dement aan het worden?”, vroeg ze alsof ze nog helemaal bij de pinken was en zette het dienblad met de koffie in het midden van de tafel. “Stel je me niet even voor aan je vriendin?” Dit keer was ik gelukkig niet de enige die in de lach schoot.
“Eduard beweert dat jij een werkende tablet in huis hebt. Hij zit al de hele tijd de kamer af te speuren.” Oma keek me verward aan. De kamer leek nu wel vacuüm getrokken zo stil was het geworden.
Om de moeilijke stilte te doorbreken besloot ik haar maar te helpen met uitserveren. “Gaat U maar zitten hoor”, zei ik en deelde de koffie rond. Na het laatste kopje aan mijn oma gegeven te hebben keek ik naar het lege dienblad. Galaxy2014 stond erop. Teleurgesteld zette ik hem terug bij de afwas en ging weer naast mijn oudtante zitten.
(Dit verhaal is ingezonden voor de Samsung/Orwell verhalenwedstrijd van schrijvenonline.org
Opdracht was maximaal 1000 woorden, een rol voor een Samsung Galaxy Note en een knipoog naar George Orwell.
Het heeft de top drie niet gehaald)