
Ik voel me de hele dag al een beetje off. Ik vergeet te eten en ben ineens actief bezig met m’n werk in plaats van al m’n energie te steken in het bedenken van manieren om m’n lanterfanter momenten tot een maximum op te lengen. Vast omdat ik de laatste dagen een minimum geblowd heb, dacht ik, of omdat de temperatuur buiten, binnen een week, met zo’n veertien graden gestegen is, of nee, ik voel me opgelaten, uitgelaten, of nóg liever, losgelaten, omdat ik m’n album klaar heb. Nog even goed previewen en wat kleine cosmetische aanpassinkjes, dan kan die online, dacht ik zo. Vrijdagnacht hebben we de laatste twee nummers afgemaakt, waarbij ik nog nét ontdekte dat bij ‘Motorpech’ m’n stem twintig milliseconden te vroeg kwam ten opzichte van de muziek. Nét op tijd, anders was ik iets te vroeg als een overhaaste alien uit m’n baan het net op geslingerd.
Ik eet ’s middags nog even een kaasstengel, wanneer ik merk dat ik ’s morgens alleen nog maar een chocoladebroodje heb gegeten en ga mijn laatste klus doen van die dag. Met een omweg die heel toevallig exact even lang duurt als m’n aanstaande album, kom ik aan op m’n klus, waar ik enthousiast aan begin. Eenmaal weer in de auto rij ik in exact dezelfde reistijd naar de iboe tjillik voor m’n nasi koening, en merk wederom dat ik bijna de hele dag vergeten ben om te eten. Ik ben doodmoe en voel me alsof ik een nachtje niet geslapen heb. Ik neem er een nood-spekkoekje uit het vuistje bij voor de suikerspiegel en haast me de digros voorbij om snel thuis te kunnen gaan eten voordat de suikerdip alsnog in slaat. Dan maar geen boodschappen vandaag. Ik ga op de bank zitten eten en heb tot mijn schrik na een kwart bord al weer genoeg van m’n lievelingskorst. Dit is doorgaans m’n wekelijkse culinaire hoogtepunt en ik stop zelden voordat de laatste kruimel weg is. Na een half uur neem ik met moeite nog een kwartje en laat me, zodra seinfeld afelopen is, in een onrustige slaap sukkelen.
Bij wakkerkomst, zo’n twintig minuten later, blijf ik laveloos op m’n pc klikken. Eigenlijk wilde ik om half acht gaan sporten, maar ik blijf geduldig, of half hersendood, wie zou me eigenlijk het verschil kunnen uitleggen, in de klik hangen. Om negen uur besluit ik om hasj te gaan halen. Ik voel me vreemd. Alsof ik niet echt op deze wereld ben. Alsof ik er nét naast zit. Als in een salvia trip. Ik zit ook niet relekst ,maar half rechtop op een puntje, alsof m’n kleren nat zijn en ik niet uitgebreid in iemands mooie bank wil gaan hangen. Ik voel me opgelaten in m’n eigen huis. Ik ben ineens op visite. Ik besluit nú naar de coffeeshop te gaan en ruk me los van het puntje van de bank, dat me toch al die tijd stevig had vastgehouden. Ik maak nog snel een mapje ‘Muggenzift’ aan op m’n mp3 speler en zet er twee versies op van ‘Motorpech’ om de avond niet helemaal verloren te laten gaan. Eentje met de stem op het nulpunt en eentje met twintig milliseconden vertraging. Vanaf de coffeeshop loop ik richting station voor een bakkie illy, waarbij ik steeds om de halve minuut blind de nummers wissel. Ik kom tot rust en ineens hoor ik, ondanks de onregelmatige drums, dat ik er die vrijdag bij het afmixen naast had gezeten, en wel met twintig milliseconden. Ik sms m’n partner in rhyme, of ik twintig milliseconden terug de wereld in geschoven kan worden en laat het met een zucht los. Ik zit er godszijdank weer in. ik laat me diep in de comfortabele houten stationsbank zakken en giet het laatste restje koffie in m’n knorrende maag. “Je zult wel honger hebben.”, zegt de wereld, “We zijn blij dat je er weer bent……..”