
Toen ik vanmorgen wakker werd baalde ik er oprecht van dat ik weer had gerookt. Ik ben inmiddels al weer zo’n twaalf jaar geleden geheel gestopt en had nu dus al die jaren in één nacht vergooit.
‘……maar waarom lig ik dan in mijn bed?’, kroop het tergend traag door mijn hoofd, ‘…en wanneer heb ik dan eigenlijk precies gerookt?’, dacht ik al weer wat sneller.
Terwijl ik langzaam aan wakker werd besefte ik dat dit zo’n droom was geweest die een langdurige nicotine verslaving bij je achterlaat. Dit had ik inmiddels ook alweer zo’n zeven jaar niet meer gehad, dus mijn sufheid werd langzaam verdrongen door verbazing.
Naar adem snakkend trok ik de gordijnen weg en zag dat het buiten nog donker was. 4:30 gaf de wekker aan. Ik begon te hoesten. Ik kreeg nauwelijks lucht! Ineens was ik klaarwakker en besefte ik wat me zo abrubt uit mijn slaap getrokken had. Zuurstof!
Ik schoot uit m’n bed, in mijn huisbroek en haastte me naar de woonkamer. De kaart, waar was die kaart gebleven? Ik vervloekte mijn gewoonlijke chaos en besloot er eerst een zaklamp bij te halen om overal goed tussen te kunnen zoeken. Ook weg. Normaal hing deze boven mijn werktafel in mijn studio aan een elastiek, omdat ik hem anders steeds kwijt raakte.
‘Wat was ik ook alweer aan het doen?’ Ik staarde naar mijn muziekapparatuur en vroeg me af waarom ik midden in de nacht muziek wilde gaan maken. ‘Oh ja, shit, die kaart!’
Ik besloot de zaklamp te laten voor wat hij was en knalde nu alle lampen in de woonkamer vol aan. Ik speurde de eettafel af, die bezaaid lag met onafgemaakte hobby projectjes. Ik trok de lades van de kast open en haalde ze één voor één overhoop. Spullen kletterden rond om me heen op de grond. Vloekend rende ik de straat op naar m’n auto om te kijken of ik de pas daar soms voor het laatst had gebruikt. Ik was wel vaker vergeten hem op te waarderen en had dit dan onderweg naar werk tussen neus en lippen voor het stoplicht nog snel even zitten doen.
Eenmaal bij mijn auto werd ik overvallen door een knallende koppijn. Hijgend tegen de wagen aanleunend om even op adem te komen, zag ik de overbuurvrouw door een kiertje tussen haar gordijnen naar beneden loeren. Ik had blijkbaar meer herrie gemaakt dan ik dacht. Ik wilde gebaren, maar ze trok het gordijn snel weer dicht en verdween.
Ik trok het portier open, licht floepte soepel aan en godzijdank blonk daar de pas netjes op het dashboard. Ik griste ik hem weg en maakte rechtsomkeerd naar de woonkamer.
Halverwege echter liet ik de pas uit m’n handen glippen en terwijl ik hem op wilde pakken stond ik ineens oog in oog met de kat van de overbuurvrouw. Ik haatte dat beest, maar werd nu opeens gehypnotiseerd door zijn heldere strakke ogen. ‘Wat een mooi beest is het eigenlijk’ dacht ik, en begon hem zachtjes te aaien. Dat ik dat nooit eerder had gezien. Ik was dolgelukkig en wilde voor altijd daar midden op straat bij die kat blijven zitten. Ik vergat de rest van de wereld en zakte zachtjes op de grond naast de kat.
Met een schok kwam ik weer bij de les, toen het water van de plas onder me doordrong tot aan mijn boxershort. Ik lag ín de plas en moest nu écht snel naar binnen.
Half kruipend, met de pas maniakaal grijnzend tussen m’n tanden geklemd, bereikte ik uiteindelijk mijn computer die ik direct aan wilde flippen. Het lukte niet. Steeds als mijn hand bij de knop kwam maakte hij een schokbeweging weg van de knop. Mijn hart klopte nu, aangewakkerd door mijn piepende ademhaling, als een getikte. Ik bracht mijn hand weer naar de knop. Met een schok schoot hij weer weg. Ik vloekte hardop.
Ik ging achterover in de bank liggen en dacht aan mijn kloterige saaie mislukte leven. Ik had niet meer de puf om ervoor overeind te komen. Het was ook wel mooi geweest zo.Ik sloot mijn ogen en liet de door geld en macht verziekte wereld waarin ik leefde de revue passeren. Ineens zag ik in die grote verziekte wereld mijn familie, mijn eigen vriendenkring en het kleine idealistische subwereldje dat we, ondanks alles, toch nog hadden weten te creëren. Ook de nieuwsgierigheid naar het verdere verloop van de aardse dingen stak weer even de kop op en toen kreeg ik spijt. Ik pakte met mijn linkerhand, zo stevig mogelijk, mijn rechterpols en begeleidde mezelf naar de aan- en uit knop. De ventilatoren van de PC begonnen op te spinnen. Ik kan me niet herinneren ooit zo blij te zijn geweest dit zoemende geluid in mijn kamer te horen.
Na een oneindigheid kwam ik bij het inlogscherm terecht. Ik hield mijn gezicht voor de camera, hoorde een lage afwijzende toon en zag een rood kruis door mijn gelaat op het scherm. Ik schrok van mijn eigen aanblik. Mijn gezicht was helemaal blauw en opgezwollen. Ik probeerde het nog eens. Weer die doordringende lage toon. Nog eens en nog eens.
Ik liet me naar voren vallen en kwam met mijn hoofd tegen het scherm en met mijn lichaam tussen de bank en de computer. Ik liet mijn wijsvinger op de vingerafdrukscanner vallen en piepte mezelf door de beveiliging.
“Welkom bij Monsanto”, werd ik vriendelijk begroet.
Ik klikte op ‘Ademtegoed opwaarderen’
“Wegens onderhoud is deze functie tijdelijk niet beschikbaar. Probeert U het morgenochtend nog eens.”, zag ik nog opblinken.
Opeens fietste ik weer op mijn driewieler door het bos. Het was blijkbaar allemaal slechts een enge droom van een klein bang jongetje geweest. Toen mijn ogen eenmaal gewend waren aan het felle witte licht aan het einde van het pad zag ik daar mijn Opa in staan. Hij gebaarde dat ik naar hem toe moest komen. Met mijn haren vrij wapperend in de wind fietste ik zijn kant op. Blij dat de nachtmerrie over was. Blij dat ik weer kon ademen.